Het derde boek van Justine Le Clercq heet Krimp . Het is een klein boek met grote thema’s.
Lina (voluit: Angelina) groeit op onder de duim van haar vader. Voor hem is ze niet veel meer dan een goede arbeidskracht in zijn restaurant. Hij noemt haar ‘konijntje’ en volgens hem is ze goed in afwassen. Haar moeder is niet in beeld.
Papa heeft daar een uitstekend oog voor; niet alleen voor tekortkomingen, maar vooral ook mensen die niks toevoegen, nergens in uitblinken.
Au. Le Clercq schrijft rake zinnen. Wat nog meer raakt is hoe Lina papa’s gedrag goedpraat. Hij geeft haar voor haar vijftiende verjaardag een sleutel. Een sleutel van de kamer waar ze vanaf dan moet wonen. In haar eentje. Ze is nog een kind, heeft verzorging nodig, emotionele ondersteuning, maar ze moet haar eigen boontjes doppen (en nog steeds die van haar vader in zijn restaurant).
Papa bedoelde het goed, hij wilde dat ik iemand zou worden.
Lina wordt boos. Heel boos. Op de wereld. Wanneer ze haar agressie voor het eerst toont, slaat ze een jongen in zijn gezicht. Dat lucht zowel Lina als de lezer op.
(Wat ik nooit vertel, waar ik eigenlijk zelfs nooit aan durf te denken, is de lichtheid die ik voelde nadat ik hem op zijn smoel had gestompt, de energie die loskwam, de opluchting. Alsof ik eindelijk met mijn hele lichaam adem kon halen, alsof ik voor het eerst voelde dat ik er was, dat ik een mens was.)
Als Lina ouder wordt, redt vriendje Rick haar van haar kamer. Ze leven van hotelkamer naar hotelkamer. Van alcohol naar drugs. Ze overvallen mensen, winkels en uiteindelijk ook een elektronicaopslag in Schiphol. Lina bestuurt het busje.
Rick en Lina worden (na nog een overval op een grenswisselkantoor) opgepakt door de politie. Rick biecht zijn daden op, maar zegt dat Lina er niets mee te maken heeft. Ze gaat vrijuit, Rick gaat de bak in.
Lina’s agressie blijft, vertelt ze. Het is mooi hoe ze op den duur de agressie accepteert en duidt.
Agressie heeft een afzender en een adres, daar moet het heen.
Het boek leest steeds fragmentarischer. De hoofdstukken zijn kort, soms slechts een paar zinnen of een bladzijde. Le Clercq laat de witruimte heel goed schuren, maar tegelijkertijd wringt iets. Ik wilde meer. Ik wilde dat Le Clercq me meenam in Lina’s agressie, want ik wilde hetzelfde voelen als Lina. Op dat punt kwam ik nét niet.
Rick deed het meeste bij de overvallen. Verder riep het boek soms meer vragen op dat dat ze beantwoorden; hoe redt Lina zich alleen op een kamer op haar vijftiende? Wat vindt ze als volwassene van haar vader? Kan ze Rick volledig achter zich laten? Waarom doet Lina mee aan de overvallen?
Wat Le Clercq wel heel duidelijk maakt, is hoe Lina krimpt en uitzet gedurende het verhaal:
Ieder mens krimpt in tot z’n omgeving, tot-ie erin past zonder te lijden.
Een bijzonder pijnlijk en leeg boek.