Schrijver Edward Docx neemt ons mee op een reis naar het einde. Het einde van het leven van Lou’s vader, Larry, die ALS heeft; een spierziekte waarbij zijn spieren stoppen met werken. Larry wil euthanasie plegen zodat hij geen last wordt voor zijn kinderen. Larry en zijn zoons Lou, Ralph en Jack maken samen een laatste roadtrip.
De reis begint met enkel Louis (Lou) en zijn vader, die de boot nemen en daarna in – jawel – een Volkswagenbusje naar Zurich rijden richting de euthanasiekliniek. Lou helpt zijn vader waar hij kan, ondersteunt hem met lopen, aankleden en functioneert als klankbord als zijn vader overduidelijk twijfels begint te krijgen zijn doodswens. Lou ziet dingen voor zijn neus gebeuren die hij liever niet zou willen zien, want alles wat hij wil is een mooie laatste herinnering aan zijn vader:
Ik wil de herinnering die nu gevormd wordt niet in mijn hoofd hebben.
Dan verschijnt luidruchtige broer Ralph ten tonele, die in het dagelijks leven een poppenspeler in Duitsland is. Hij is één helft van de tweelingbroers die elkaar in balans houden. Lou vindt het moeilijk om met hem om te gaan zonder het tegengewicht van zijn andere broer en de spanning tussen hen beiden wordt mooi opgebouwd. Het duurt niet lang voordat ook de andere roodharige tweelingbroer opduikt: de rustigere Jack. De tweelingbroers zijn geboren uit Larry’s eerste huwelijk, waarin Larry niet gelukkig was. ‘Niet gelukkig’ is hierbij een flink understatement want hij heeft de tweelingbroers op sommige momenten verschrikkelijk behandeld. Er ontstaat een spanningsboog in het verhaal, papa Larry blijkt een geheim te hebben – ook voor Lou, iets verschrikkelijks waarnaar eerst wordt gehint en er daarna bewijs van de wreedheid blijkt te bestaan. Bewijs dat Lou al eens in handen heeft gehad. Ralph en Jack confronteren hun vader hiermee, vallen hem aan en proberen te verwerken wat er gebeurd is:
We blijven altijd kinderen en het kost ons een heel leven om ons over het feit heen te zetten dat onze ouders geen flauw benul hebben waar ze mee bezig zijn.
Maar dan -als je eenmaal in veertig bent- dringt het tot je door, dringt het tot je door dat de meeste mensen vanbinnen stilletjes gek aan het worden zijn. En dat ze dat allemaal proberen te bestrijden – niet alleen met alcohol en de yoga of de kinderen of de roeping of – god verhoede – de hobby’s, maar met alles.